Wijn kan altijd; heerlijk bij een diner, fijn als borrel na het werk, of gezellig tijdens de vakantie op een terras. Welke wijn we drinken laten we vaak afhangen van het seizoen. In de winter neigen we sneller naar een volle rode wijn en in de zomer wordt er vaker een frisse witte ingeschonken. Wat maakt het dat wijnen anders smaken bij verschillende temperaturen? En is dat eigenlijk wel zo?
Elk jaargetijde een andere wijnsoort
Het klopt dat het jaargetijde een belangrijke rol speelt bij de keuze voor een bepaalde wijn. Bij elk seizoen horen immers andere activiteiten; donker, grijs en winters weer zorgen voor verlangen naar warmte, een stevige maaltijd, maar ook naar een krachtiger en vollere wijnsoort. Het najaar draait om andere smaakbelevingen. Wat rode wijn betreft neigen we naar soorten waarin we donker fruit, kaneel, vanille en tonen van andere specerijen proeven. En hoewel het koude seizoen vaak geassocieerd wordt met rode wijn, is een vollere witte ook een zeer goede keuze. Witte wijn mag, anders dan in de zomer, wat 'vetter' zijn en steviger van smaak.
Het is vergelijkbaar met het verschil in biersoorten per seizoen. In de zomer gaan de witbiertjes als zoete broodjes, terwijl in het najaar een herfstbok of donkerder biersoort favoriet is.
Rijpere tonen worden meer gewaardeerd wanneer het buiten kouder is. Een goede 'winter wijn' heeft concentratie, intensiteit, een lange afdronk en meer diepgang.
De ideale serveertemperatuur
Rode wijn wordt in de regel geschonken op kamertemperatuur. Weliswaar níet de kamertemperatuur die tegenwoordig gehanteerd wordt in de Nederlandse huiskamers. Een goede temperatuur voor een rode wijn ligt tussen de 14 en 16 graden Celsius. In koudere maanden zou er voor gekozen kunnen worden de rode wijn nog iets warmer te serveren, 16 tot 18 graden Celsius is dan optimaal.
Natuurlijk is er van witte wijnen ook volop te genieten in de koudere periode van het jaar. Als het buiten warm is, dan schenk je al snel witte wijn uit de koelkast. In de herfst en winter kan men diezelfde wijn met een gerust hart warmer serveren. De wijn zal dan ook meer smaak afgeven. Omdat de temperatuur in onze huiskamers tegenwoordig 'te hoog' ligt, is een wijnklimaatkast de oplossing bij uitstek! Alle flessen rode en witte wijn het gehele jaar, dus ook in de winter, op precies de juiste serveertemperatuur.
De temperatuur bepaalt de smaak en het mondgevoel van de wijn. Zowel de omgevingstemperatuur, als de temperatuur van de wijn zelf. Om het overzichtelijk te maken staan hieronder de meest ideale serveertemperaturen per wijnsoort.
- Frisse, fruitige witte wijn; 8-10 graden Celsius
- Volle, vettere witte wijn; 10-12 graden Celsius
- Lichte, fruitige rode wijn; 10-14 graden Celsius
- Volle, krachtige rode wijn; 16-18 graden Celsius
Zelf de temperatuur beïnvloeden
Temperatuur beïnvloedt dus nogal hoe de smaak van een wijn ervaren wordt. Bij de juiste temperatuur is alles in balans; aroma's, zuur, zoet, alcoholpercentage. Is de wijn te warm, dan komt met name de alcohol sterk naar boven en verliest de wijn aan fruitigheid. Bij een te koude serveertemperatuur gebeurt het tegenovergestelde; de aroma's zijn veel minder en de smaak is overheersend zuur.
Gelukkig is hier makkelijk een en ander in te sturen. Vind je een wijn te zoet? Zet deze dan een kwartiertje in bijvoorbeeld een koelemmer met ijs. Afgekoeld zal dezelfde wijn frisser en minder zoet overkomen. Andersom werkt dit natuurlijk ook. Een iets te zure wijn zal milder worden zodra de wijn iets 'warmer' gedronken wordt.
Het blijft spelen met temperaturen, elke smaak is anders. En dat maakt het ook elke keer weer een ontdekking naar dat perfecte glas wijn.